Tijdens een van mijn lessen cultuurfilosofie kwam een schilderij ter sprake van een herder met een schaap in zijn armen. De herder is op weg naar een kudde schapen in de verte.
Vroeger zou praktisch iedereen meteen begrepen hebben wat hier uitgebeeld wordt: het verhaal van de Goede Herder. Hedendaagse jonge studenten kennen dat verhaal echter meestal niet.
Dus vertelde ik over het schaap dat van de kudde afdwaalde, over de herder die erachteraan ging en net zo lang zocht tot hij het verloren schaap gevonden had. Daarna bracht hij het weer terug bij de kudde.
En ik moest ook uitleggen dat het beeld van de Goede Herder staat voor de God van de christenen, die niet aflatend over al Zijn gelovigen waakt. Waarop een studente uitriep: 'Wat een ellende zeg, altijd zo'n herder achter je aan.' Ze kreeg luide bijval van de andere studenten.
Ik mag dat wel, zo'n troep jonge honden met het hart op de tong.
Toen de rust hersteld was, vertelde ik hun dat er nog een andere en waarschijnlijk zelfs oudere versie van dat verhaal bestaat die hun wellicht beter zou bevallen. Die was kwijtgeraakt, maar in 1945 weer teruggevonden in de buurt van het dorpje Nag Hammadi in Egypte.
Een boer, Muhammad geheten, was in dat jaar bezig de vruchtbare aarde van een oud kerkhof in grote manden te laden met de bedoeling die daarna over zijn eigen akker uit te gaan strooien. Het oude kerkhof - dat allang niet meer in gebruik was - lag in de buurt van een ruïne, waarvan we ondertussen weten dat die van een klooster geweest moet zijn uit de eerste eeuwen na Christus. Tijdens zijn graafwerkzaamheden stuitte de boer plotseling op een grote aarden kruik. Hij vroeg zich af wat zich daarin zou kunnen bevinden. Muhammad vertelde dertig jaar later aan Gilles Quispel, hoogleraar aan de Universiteit van Utrecht, zijn verhaal:
In december 1945 heb ik de kruik gevonden bij de berg Hamra Dun. Rond zes uur 's morgens, toen ik aan het werk ging, vond ik deze kruik. En nadat ik hem gevonden had, kreeg ik het gevoel dat er wat in zat. Dus bewaarde ik de pot, en omdat het die ochtend koud was besloot ik hem achter te laten en later weer op te halen om te kijken wat erin zat. In feite ben ik diezelfde dag nog teruggegaan, en ik sloeg de kruik stuk. Maar eerst was ik een beetje bang, omdat er wel eens wat in zou kunnen zitten - een jinn, een boze geest. Ik was alleen toen ik de kruik stuk sloeg. Ik wilde wel dat mijn vrienden erbij zouden zijn. Nadat ik hem stukgeslagen had, ontdekte ik dat er boeken in zaten. Ik besloot mijn vrienden op te halen om het hun te vertellen. Wij waren met z'n zevenen en we beseften meteen dat dit iets te maken had met de christenen. En wij zeiden dat wij er eigenlijk totaal niets aan hadden - voor ons was het gewoon waardeloos. Dus heb ik het hier naar een geestelijk leider gebracht en deze zei dat wij er werkelijk niets mee konden doen. Voor ons was het gewoon rommel. Dus heb ik het mee naar huis genomen. Sommige boeken zijn verbrand en ik heb geprobeerd er een paar van te verkopen.Muhammad verdeelde de boeken later onder zijn vrienden. Ze ontdekten al snel dat er handel in die boeken zat. Een voor een verschenen ze op de zwarte markt van Egyptische antiquiteiten en langzaam druppelden ze de westerse wereld binnen.
Jezus zei: Het koninkrijk is als een herder die honderd schapen had. Een van hen, de grootste, ging ervandoor. De herder verliet de negenennegentigen zocht naar die ene, tot hij hem vond. En nadat hij zich al die moeite had getroost zei hij tegen het schaap: Jij telt voor mij meer dan die negenennegentig.
Het meest opvallende is wat hier ontbreekt: er wordt niet gezegd dat de herder het schaap terugbrengt naar de kudde! Of het schaap nu wel of niet naar de kudde terugkeert doet er dus kennelijk niet toe. Dat is althans niet waar het hier om gaat.
Waar het wel om gaat is dat het verdwenen schaap door de herder geprezen wordt en zelfs door de herder verkozen wordt boven de schapen die in de kudde achterblijven: 'Jij telt meer voor mij dan die negenennegentig.'
Het moge duidelijk zijn dat de studenten zich in deze versie van het verhaal van het schaap en de herder heel wel konden vinden.
Er is een wereld van verschil tussen een schaap dat weer in de kudde opgenomen wordt, en een schaap dat geprezen wordt omdat het zijn eigen weg verkiest te gaan.In deze twee versies van het verhaal over een schaap dat ervandoor gaat, is het fundamentele conflict getekend tussen de twee belangrijkste stromingen onder de volgelingen van Jezus in de eerste eeuwen na hem. De ene stroming is die van het kerkelijk christendom waaruit de rooms-katholieke kerk is voortgekomen, met de bisschoppen en de paus als de herders die hun kudde bewaken. Die stroming zal ik hierna 'de kerk' noemen. Ook de latere protestantse kerken horen daartoe. De andere stroming kennen we onder de naam gnostiek. De aanhangers daarvan heten gnostici.
Veel van de teksten die bij Nag Hammadi werden gevonden behoren tot die stroming en ze bevestigen het verhaal van het eigenwijze schaap. De kerk heeft er met niet aflatende ijver naar gestreefd de gnostiek uit de westerse cultuur te verwijderen. Ze is daar bijna in geslaagd, op die kruik na, de kruik die bij Nag Hammadi gevonden werd.
De reactie van de studenten tijdens de les cultuurgeschiedenis laat zien dat nu levende mensen zich niet meer zo thuis voelen in de geborgenheid van een veilige kudde. En ook bleek duidelijk dat er in die oude teksten uit Nag Hammadi dingen staan die hen wel aanspreken. Zij zijn niet de enigen.
'Zijn er nog meer van dat soort verhalen?,' wilden de studenten natuurlijk weten.
'Die zijn er', zei ik, 'en het verschil zal je zeer verbazen.'
Ik vertelde hun het verhaal van de opwekking van de dode jongeling: Toen Jezus een stad naderde kwam er een begrafenisstoet de stadspoort uit. Het enige kind van een weduwe was gestorven.
Jezus werd bewogen door het verdriet van de moeder. Hij raakte de baar aan waarop het dode kind gedragen werd en hij sprak:
'Kind, ik zeg u, sta op!' Het dode kind ging overeind zitten en begon te spreken. (Lucas 7:11)Hier wordt, zo lijkt het, een wonder beschreven. Maar wat zeggen de teksten uit de kruik van Nag Hammadi daarvan?
Ze hebben niet bestaan, bestaan niet en zullen niet bestaan.Als iemand ooit tot het inzicht komt dat zij tot dan toe alleen maar een rolmodel heeft vormgegeven, dan zal zo iemand tegen zichzelf zeggen, volgens het Evangelie van de Waarheid (29)
Ik besta als de schaduwen en de schijngestalten van de nachtMaar als zo iemand dan 'tot zichzelf komt', dan wordt ze 'een levende' in figuurlijke zin, dan staat ze op uit de figuurlijke dood. Dan weet je ook wat de zin van je leven is, want zo iemand:
... weet waar hij vandaan gekomen is en waar hij heen zal gaan. Hij weet, zoals iemand die dronken was weer nuchter is geworden, en, tot zichzelf gekomen, zijn zaken weer op orde heeft gesteld. (Waarheid 16)Hier zien we precies dezelfde tegenstelling als tussen het schaap dat teruggebracht wordt naar de kudde, en het schaap dat z'n eigen weg gaat. Het rolmodel van de vrouw is een onderdeel van de collectiviteit en het is onpersoonlijk. Als je jezelf verliest in de collectiviteit, de kudde, dan ben je 'een dode', zegt de gnostiek.
We moeten ons de opstanding verwerven in de tijd dat we nog in deze wereld zijn,zegt het Evangelie van Filippus (63) daarover.
Als je je oorspronkelijk gelaat ziet hoeveel vreugde zul je dan ervaren! (Thomas 84)Naar top pagina
Een man, oud van dagen, zal niet aarzelen om een klein kind, zeven dagen oud, te vragen naar de plaats van het leven, en hij zal leven.Waarom naar de plaats van het leven vragen aan een kind van zeven dagen?
Al uw mannelijke kinderen moeten als ze acht dagen oud zijn besneden worden. Iedere onbesnedene moet uit zijn stam verwijderd worden. (Genesis 17:12)Daarna was het kind 'een besnedene' en leerde het zichzelf ook te ervaren als een besnedene. Als je jezelf ervaart als 'een besnedene' ken je jezelf daarmee een identiteit toe die deel is van een collectief, je voegt jezelf daarmee in de kudde van alle besnedenen. Je zegt dan niet van jezelf: 'Ik ben die ik ben', maar 'Ik ben een besnedene.' Je identificeert je dan met een rolmodel uit een cultuur. Maar op de zevende dag, de dag vóór de besnijdenis, is het kind nog zichzelf, het is nog geen 'besnedene.' Daarom weet een kind van zeven dagen nog 'de plaats van het leven.' Precies zo kan iedereen die wil 'leven', in zichzelf op zoek gaan naar haar of zijn eigen kind, naar de oorsprong in zichzelf, naar haar 'oorspronkelijk gelaat.' Elk kind wordt onbevlekt ontvangen, vinden de gnostici (het kind is dus onbevlekt, niet de moeder!), dat wil zeggen: geboren zonder zonde. Elk kind komt ter wereld met een onaangetaste fundamentele goedheid. Die noemen de gnostici de godsvonk. Kinderen zijn Gods erfgenamen, zeggen gnostici: ze erven Gods goedheid. Elk mens kan in zijn leven steeds weer terugkeren naar die fundamentele goedheid in zichzelf, naar 'het Koninkrijk dat in u is', om:
...van die plaats te proeven en er voedsel en groei van te ontvangen. (Waarheid 55)Maar daar kan kennelijk ook anders over gedacht worden.
Hij (Jezus) riep een kind bij zich en zette het midden in de kring. 'Ik verzeker jullie', zei hij, 'het hemelse koninkrijk kom je alleen binnen als je van gezindheid verandert en wordt als kinderen. De belangrijkste in het hemelse koninkrijk is dus hij die zich zo onbelangrijk vindt als dit kind.'Zo zie je in detail hoe een bevrijdende mensvisie, die van de gnostiek, subtiel omgezet wordt in een ideologie die van gelovigen verlangt dat ze zich onbelangrijk vinden, en zich dus nederig schikken in het kerkelijk gezag, want anders kom je niet in de hemel.
Mea culpa, mea culpa, mea maxima culpa.(Door mijn schuld, door mijn schuld, door mijn grote schuld.)Meteen volgt een smeekbede om vergeving:
Kyrie eleison, Christe eleison, Kyrie eleison. (Heer, ontferm u over ons, Christus, ontferm u over ons, Heer, ontferm u over ons.)Daarna viert men het zoenoffer in de eucharistie. Het brood is symbool van het lichaam van Christus, de wijn is symbool van zijn bloed. Men zingt vervolgens:
Agnus Dei, qui tollis peccata mundi, miserere nobis, dona nobis pacem. (Lam van God dat de zonden van de wereld wegneemt, ontferm u over ons, geef ons vrede.)Jezus is het 'Lam van God', het offerlam. Brood en wijn zijn samen het symbool van het offer van zijn leven.
Jezus zei: Zie wie voor je aangezicht is, en hij die eerst voor jou verborgen was, zal tevoorschijn komen.Het opheffen van de blindheid betekent onder gnostici: het leren zien van wat werkelijk is, met ogen van liefde. Liefde oordeelt niet. Ogen van liefde zien iets heel anders dan oordelende ogen. Ogen van liefde zijn open en nodigen hun medemens uit zichzelf te tonen. Het opheffen van blindheid is - net als de opstanding uit de dood - in de gnostische traditie geen wonder. Het is wezenlijk onderdeel van het gnostieke spirituele pad, een persoonlijke ontwikkelingsweg die je als mens kunt gaan en waar je in vrijheid voor kan kiezen.
Jezus zei: Laat hij die zoekt voortgaan met zoeken totdat hij vindt en wanneer hij vindt zal hij verontrust zijn en verontrust zijnde zal hij zich verwonderen. en hij zal koning zijn over het Al.
De vondst bij Nag Hammadi nodigt ons uit, christenen en niet-christenen, de geschiedenis van het ontstaan van het christendom zorgvuldig opnieuw te onderzoeken. Dat zal wellicht tot verbazing en verontrusting leiden, maar het eindresultaat zou kunnen zijn dat je beseft dat je de koning of koningin bent van je eigen koninkrijk, je eigen leven.
Uit:
Bram Moerland
Gnosis en gnostiek
De bevrijding van de liefde
Uitgever: AnkhHermes, 2014
ISBN 9789020210798
Prijs 19,99
Verkrijgbaar bij elke boekhandel
Je kunt deze tekst vrijelijk rondsturen naar wie je maar wilt, maar wel graag met bronvermelding.
Verwijs dan naar de link:
http://www.brammoerland.com/boeken/bkgnostiek/gngnhfdstk1.html
Naar top pagina