De Roodborstjes en het Mysterie van het Everzwijn

Bram Moerland

Verhalen komen en gaan. Ze worden verteld, gebeiteld in steen, gedrukt op papier, vastgelegd op celluloid, gebrand op DVD’s. Verhalen zijn van alle tijden.
De mens is een geboren verhalenverteller. Met hun verhalen scheppen mensen werelden uit het niets. Verhalen maken mensen tot goden.
Maar aan het vermogen van mensen om verhalen te vertellen kleeft een groot gevaar. Verhalen zijn niet de werkelijkheid. Het zijn maar verhalen. Een kosmisch misverstand ontstaat als mensen gelovig worden, en hun zelfgeschapen werelden verkiezen boven de werkelijkheid. Dan menen ze misschien met hun verhaal alles te kunnen verklaren, alles te begrijpen. Maar dat veronderstelde begrip is niet meer dan een illusie, een illusie die tot spirituele gevangenis kan worden.
Verhalen kunnen ook een andere functie hebben. Ze kunnen dragers worden van onze emoties, van barmhartigheid, van liefde. Dan bekleden ze de werkelijkheid met betekenis die vloeibaar is, die steeds weer opnieuw geboren wordt in de ervaring en ook weer losgelaten.
Over dat alles gaat het volgende verhaal. Waar gebeurd!

Enkele dagen geleden was ik bezig om in mijn tuin wat grond om te spitten. Dat is zwaar werk, dus zette ik mij na enige tijd op een tuinstoel om wat uit te rusten.
Wat altijd gebeurt als je grond hebt omgewoeld gebeurde ook nu. Er kwam een roodborstje aanvliegen. Roodborstjes houden van omgewoelde aarde. Ze zoeken daarin naar lekkernijen zoals torretjes, maden en ander ondergronds smikkelbaar leven.
Dus ook nu kwam zo’n roodborstje op de door mij omgewoelde aarde af. Niets bijzonders dus. Maar, wacht even, daar komt nog een roodborstje aan. En... nog een. Anders dan gewoonlijk gaan ze niet op de omgewoelde aarde af, maar met z’n drieën vliegen ze in een struik, en ze beginnen daar luid tegen elkaar te kwetteren, elk vanaf zijn eigen tak.
Ik ben altijd al geïnteresseerd geweest in roodborstjes, dus ik wilde deze bijzondere gebeurtenis zorgvuldig observeren en schoof mijn tuinstoel voorzichtig wat dichterbij. En ik dacht: ‘Waar zouden ze het over hebben? Waar maken ze zich zo druk om?’ Ik luisterde daarom aandachtig naar hun opgewonden gekwetter en probeerde of ik er iets uit kon opmaken.
Langzaam maar zeker drong het tot me door waar ze zo opgewonden over deden. Ik zal proberen dat kort voor u samen te vatten.
Welnu, sedert roodborstjesheugenis worden roodborstjes gekweld door een groot Mysterie. Het heeft alles te maken met omgewoelde aarde.
Zoals iedereen weet woelen in de natuur everzwijnen met hun kromme slagtanden de aarde om. Daarna lopen ze gewoon weer verder, om elders opnieuw een stuk grond met hun slagtanden te bewerken.
Roodborstjes weten dat, en daarom volgen ze in de natuur de everzwijnen op hun pad, en als dan zo’n stuk bosgrond is omgewoeld, en het everzwijn weer is vertrokken, vliegen ze meteen op die omgewoelde aarde af om er op zoek te gaan naar torretjes en maden.
Dat is allemaal nog heel gewoon. Niets mee aan de hand. Maar voor roodborstjes schuilt juist in deze alledaagse gebeurtenis een diep en nog steeds ondoorgrond Geheim.
Wat de roodborstjes zich namelijk al vele generaties afvragen is dit: ‘Waarom, o waarom eten die everzwijnen niet zelf die torretjes en maden in de omgewoelde aarde op, terwijl toch iedereen weet dat dat het allerlekkerste is wat er bestaat?’
Terwijl ik zo in mijn tuin naar die drie roodborstjes zal te luisteren, begreep ik dat opnieuw het grote Mysterie van de everzwijnen het onderwerp was van hun gesprek.
Nu, ook dat had ik vaker gehoord. Maar ik kreeg allengs in de gaten dat er deze keer toch iets bijzonders aan de hand was.
Luister, het zat zo:
Om nu eens voorgoed en vooral het Mysterie van de everzwijnen op te lossen hadden de roodborstjes een congres belegd. Als thema hadden ze gekozen: ‘Aard en Wezen van het Everzwijn’. Er was namelijk een nieuwe spirituele school ontstaan onder de roodborstjes. Die hadden bedacht dat het antwoord op het Everzwijnmysterie gevonden kon worden door zich mentaal te verplaatsen in het everzwijn. Ze noemden die methode ‘empatische meditatie.’ Door te proberen eerst alle roodborstjeseigenheid uit het eigen bewustzijn los te laten, door dus roodborstjeloos te worden, en dan door gerichte aandacht als het ware één te worden met het everzwijn zou men op intuïtieve wijze kunnen doordringen tot de zielegrond van het everzwijn om zo daar het antwoord te vinden dat alles kon verklaren.
Op het congres dat door de roodborstjes was belegd zouden de resultaten van deze uiterst moderne benaderingswijze worden bekend gemaakt, en de drie roodborstjes in mijn tuin hadden daar elk een inleiding gehouden, ontdekte ik. Ze zaten daar nu over na te praten.
En wat hadden ze op het congres verteld? Dat wilde ik natuurlijk ook heel graag weten. Dus ik bleef luisteren.

Het eerste roodborstje zei tegen de andere twee: ‘Weet je waarom everzwijnen die torretjes en maden in de omgewoelde aarden achterlaten? Uit liefde. Het is allemaal liefde. In mijn empatische meditatie over de aard van het everzwijn’, vertelde het roodborstje,  ‘trof ik alleen pure liefde aan, en dan speciaal liefde voor roodborstjes. Everzwijnen houden zo van roodborstjes dat ze niets liever doen dan het ons naar de zin te maken. Daarom woelen ze de aarde voor ons om, om de torretjes en maden voor ons uit te stallen, opdat wij ervan kunnen genieten.’
‘Hebben wij zoveel liefde wel verdiend?’ had dit roodborstje zich vervolgens afgevraagd. ‘Nee, wij hebben dat niet verdiend,’ sprak hij. ‘Dat everzwijnen die grond voor ons omwoelen is pure genade, om niet. Roodborstjes past daarvoor dankbaarheid, meer dankbaarheid dan wij nu gewoonlijk tot uitdrukking brengen.’
En daarom had dit roodborstje een partij opgericht, de Dankbaarheidpartij. Op verschillende plaatsen in het bos hadden ze speciale dankbaarheidbomen ingericht en daar kwamen de leden van de Dankbaarheidpartij elke week op zondag bij elkaar om daar liedjes van dankbaarheid te zingen.

Terwijl het eerste roodborstje daarover vol vuur aan het praten was, zat het tweede roodborstje hevig met z’n kopje nee te schudden. Hij dacht daar heel anders over, zei hij, toen het eerste roodborstje uitgesproken was. Wat hij namelijk had aangetroffen op de zielegrond van het everzwijn tijdens zijn empatische meditatie, was pure onwetendheid, beweerde hij. ‘Weet je waarom everzwijnen die torretjes en maden in de omgewoelde aarde achterlaten,’ vroeg hij, de andere twee roodborstjes heel indringend aankijkend, helemaal voorovergebogen, zodat hij bijna van zijn takje viel. ‘Dat komt omdat ze niet weten hoe lekker die torretjes en maden zijn’, sprak hij. ‘en waarom zouden wij ze wijzer maken dan ze zijn? Zij weten niet wat ze missen en wij doen daar ons voordeel mee. Als we dat zo houden is iedereen tevreden. Zij missen niets en wij genieten. Wat moet daaraan veranderd worden? Dit is de natuurlijke orde die ons gegeven is en die moeten wij niet verstoren, want daar komt alleen maar ellende van.‘
Ook hij had een partij opgericht, de Partij tot Handhaving van de Onwetendheid van Everzwijnen, kortweg de Dompartij genaamd. Ook de leden daarvan kwamen regelmatig bijeen en zwegen dan gezamenlijk minstens een uur, om zo ritueel hun vastberadenheid tot uitdrukking te brengen om de natuurlijke orde te handhaven, en dus vooral de everzwijnen dom te houden.

Het derde roodborstje had tot dan toe vooral aandachtig geluisterd, zo nu en dan instemmend knikkend, zodat het leek alsof hij het met de andere twee volledig eens was, vooral ook door de vriendelijke en aanmoedigende blik in zijn ogen. Maar nu leek hem toch kennelijk de tijd gekomen om zelf het woord te nemen. Hij kuchte even, en vroeg met zachte stem om de aandacht van de andere twee.
‘Misschien zit het wel heel anders,’ sprak hij. ‘Ook ik heb tijdens mijn empatische meditatie een belangrijke ontdekking gedaan over het everzwijn. Ik heb leren inzien dat alle everzwijnen ten gevolge van een kosmisch trauma geheel vervreemd zijn van hun ware aard. Door deze collectieve zelfvervreemding weten everzwijnen zelf niet meer wat goed voor ze is. Maar wij roodborstjes weten dat wel. Wij weten namelijk dat everzwijnen in de oertijd de torretjes en maden in de omgewoelde aarde zelf opaten, en daarvan ook wisten te genieten. Zo was het ook bedoeld. Maar daarin is door hun val in zelfvergetelheid een tragische verandering gekomen.
Maar wij roodborstjes weten nog wat goed is voor de everzwijnen. Daarom is het onze heilige plicht de everzwijnen te helpen om weer tot zichzelve te komen, zodat ze hun ware aard kunnen hervinden. Dan zullen ze ook weer zelf van de torretjes en maden kunnen genieten in de door hen omgewoelde aarde. ‘Als je nu een everzwijn een torretje voor zijn neus houdt’ sprak het derde roodborstje op docerende toon, ‘dan begint het everzwijn spontaan te kokhalzen.  Het is onze opdracht de everzwijnen te helpen opnieuw van de torretjes en maden te genieten. Onze pogingen daartoe zullen pas dan geslaagd zijn als een everzwijn, als hij een torretje ruikt, spontaan begint te kwijlen van genot. Dan is hij weer verenigd met zijn oerinstincten, dan is hij weer een heel zwijn.
En ook dit derde roodborstje had een partij opgericht. Gezien het optimistische doel dat zij zich stelden had men zich de Kwijlpartij genoemd.
Ook zij komen regelmatig bijeen, namelijk om elkaar te bevestigen in de grootsheid van hun opdracht om de everzwijnen weer in hun ware aard te herstellen. Zij kijken elkaar daarbij paarsgewijs diep in de ogen en de een roept dan uit: ‘Jij kunt het, jij kunt het’. De ander antwoordt daarop luidkeels ‘Ik kan het, ik kan het.’ Nadat allen elkaar zo hebben bemoedigd, gaan zij weer gesterkt heen.
Voor zover ik uit het betoog van het derde roodborstje begreep, hebben de leden van de Kwijlpartij nog nooit een everzwijn behandeld. Maar daar gaat het ook niet om. Wat telt is het besef dat men tot iets groots in staat is. Dat is genoeg. Het gaat de Kwijlpartij om de verhevenheid van de intentie, niet om zoiets banaals als het resultaat, begreep ik.

Ja maar, zult u zich ondertussen afvragen, u had toch gezegd dat u van die gebeurtenis in uw tuin veel geleerd had? En wat u tot nu toe verteld heeft is niets bijzonders. Men kan dit zo elke dag overal meemaken. Wat is hier dan zo leerzaam aan?
Daar heeft u natuurlijk volkomen gelijk. Ja, dit is inderdaad niets bijzonders. Maar ik vraag u nog even geduld. Het werkelijk leerzame heb ik namelijk nog niet verteld. Dat komt nu.
Want net op het moment dat ik had begrepen waar de drie roodborstjes in mijn tuin over spraken,  kwam er nog een vierde roodborstje aanvliegen. Maar daar was iets mee aan de hand. Hij fladderde wild met zijn vleugeltjes en ook zijn kopje was rood van opwinding. Hij tuimelde min of meer de struik in waar de andere drie roodborstjes nog zaten, en zette zich daar op een tak en barstte in snikken uit.
Met horten en stoten vertelde hij wat er met hem gebeurd was. Hij had, zoals het een roodborstje betaamt, een everzwijn gevolgd. Die had de aarde omgewoeld en was weer weggelopen, en het roodborstje was meteen op de vers omgewoelde aarde afgevlogen. Terwijl hij daar van de torretjes en maden zat te genieten, had het everzwijn zich omgedraaid en was recht op hem afgelopen. Als hij niet meteen was weggevlogen had het everzwijn hem zeker vertrapt.

De drie andere roodborstjes luisterden aandachtig. Je kon merken dat ze popelden om er elk het hunne van te zeggen.
Toen tenslotte het vierde roodborstje zijn droeve verhaal verteld had, en even zweeg, riep het eerste roodborstje meteen uit:
‘Weet je hoe dat komt, dat jij bijna vertrapt bent? Jij bent niet dankbaar genoeg geweest. Ik heb jou al in geen weken in onze dankbaarheidbomen gezien. Nu zie je wat er met je kan gebeuren als je niet dankbaar bent. De volgende zondag zal ik jouw tot afschrikwekkend voorbeeld laten stellen in onze dankbaarheidboomdiensten. Je hoeft bij ons niet meer aan te komen, tenzij je je ondankbaarheid ten overstaan van de hele dankbaarheidgemeenschap opbiecht en beterschap belooft.’
O nee, o nee, riep het tweede roodborstje. Dat zit werkelijk heel anders. Dit bewijst dat wij, leden van de Dompartij helemaal gelijk hebben. Je moet toch wel vreselijk dom zijn om zo’n prachtig wezen als een roodborstje te willen vertrappen. Ik zal het zwijgen in onze Dompartij voor één keer moeten doorbreken, om verslag uit te brengen van deze schokkende gebeurtenis, opdat wij allen nog beter beseffen hoe totaal onwetendheid everzwijnen zijn. Daarna zullen wij zeker twee uur extra verdiept moeten zwijgen om het belang van deze gebeurtenis goed tot ons te laten doordringen.
Het derde roodborstje had opnieuw rustig op zijn beurt gewacht. Toen de eerste twee uitgesproken waren zei hij op zachtbemoedigende toon tegen het bijna-vertrapte roodborstje: ‘Wat jou overkomen is, is heel belangrijk. Zou je dat als ervaringsdeskundige aan de leden van onze Kwijlpartij willen komen vertellen? Dan zal ons door jouw getuigenis opnieuw helder voor ogen staan hoe ernstig de zelfvervreemding van de everzwijnen is, en hoe groots onze taak als roodborstjes. En als je wilt zullen wij je helpen je verdriet over deze gebeurtenis te overwinnen. Je kunt het, je kunt het.’

Welnu, beste lezer, dit vond ik toch werkelijk heel bijzonder om mee te maken. Ik hoop dat u dat nu ook vindt. Want wat vond hier plaats?
Er was een gebeurtenis, de bijna-vertrapping van het roodborstje. Dat feit staat. Het is wat het is. Maar daarna wist elk van de drie andere roodborstjes die gebeurtenis perfect te verklaren. Ze begrepen precies wat er gebeurd was en ook nog waarom. Sterker nog, ze zagen deze gebeurtenis alledrie als het bewijs van hun gelijk. Is dat niet bijzonder?
Het verwart mij wel, moet ik toegeven. Bij mij dringt zich nu een knellende vraag op: 'Wat is waarheid?'

Nog enigszins in verwarring zijnde, zag ik dat er opnieuw een roodborstje kwam aanvliegen, het vijfde dus. Met een fraaie zweefduik zette ook hij zich in de struik op een takje bij de andere vier. Daar zaten nu de eerste drie roodborstjes druk met elkaar te bakkeleien over hun verklaring van de bijna-vertrapping. Het scheelde weinig of ze vlogen elkaar in de veren. Het ging er nu werkelijk heel heftig aan toe.
Voor het bijna-vertrapte roodborstje hadden ze totaal geen aandacht meer. Het zat er maar zielig bij, door zijn pootjes gezakt, met z’n kopje weggedoken onder een van zijn vleugels.

Het vijfde roodborstje keek het allemaal eens rustig aan en ging toen dicht bij het verdrietige, bijna-vertrapte roodborstje zitten en zei: ‘Het gaat niet goed met jou, geloof ik.’
‘Nee’, antwoordde het verdrietige roodborstje,  ‘het gaat helemaal niet goed met mij.’
‘Zal ik een liedje voor je zingen?’, vroeg het vijfde roodborstje.
Het verdrietige roodborstje knikte aarzelend.
En toen begon het vijfde roodborstje een liedje te zingen. Eerst heel langzaam en een beetje droevig. Over de wangen van het verdrietige roodborstje biggelden nu dikke tranen.
Maar toen werd het liedje steeds vrolijker en het eerst nog zo verdrietige roodborstje rees langzaam recht op z’n pootjes, en ook z’n kopje kwam weer uit de veren. En ineens begon hij mee te zingen. Daar zaten ze nu met z’n tweeën luidkeels te kwinkeleren. Ze zwaaiden enthousiast heen en weer op de maat van hun zelfgemaakte muziek.
Toen was het liedje uit.
‘Ik moest daar eerst wel erg van huilen’, zei het nu helemaal niet meer verdrietige roodborstje, ‘maar dat was ook heel lekker’.
‘Ja, dat was een mooi lied,’ zei het vijfde roodborstje.
Even zaten ze stil, nog nagenietend, elk in zijn eigen gedachten verzonken.
Nu dan ga ik maar weer’, zei het vijfde roodborstje.
‘Ja, ik ga ook weer verder’, antwoordde het nu weer helemaal vrolijke roodborstje.
En ze vlogen beiden op, elk in zijn eigen richting.
De drie eerste roodborstjes vechten nu nog steeds om hun gelijk. Maar ik had geen zin meer om daar nog naar te luisteren. Kijk zelf maar eens in uw eigen tuin. Misschien zitten ze nu daar wel.


Copyright Bram Moerland

Andere korte verhalen van Bram Moerland vind je hier.