Racisme met charisma
De rassenleer van Steiner en Blavatsky

Bram Moerland


Als joch van zo'n tien jaar las ik de boeken van ene Penning over de Boerenoorlog in Zuid-Afrika. Die boeken had ik te leen meegenomen naar huis uit de bibliotheek van de School met den Bijbel, waarop ik toen zat.
Uit die boeken leerde ik de Kaffers kennen: boosaardige wilden die op laaghartige wijze de edele, blanke en bovenal godvrezende Boeren probeerden te vermoorden.
Aan de juistheid van die voorstelling kwam bij mij als kind natuurlijk geen enkele twijfel op. Met mijn kinderlijk geloof in de collectieve slechtheid van de Kaffers was ik toen dus al met al een racist.
Maar dat veranderde snel.

Een volgend boek uit die bibliotheek was mijn nadere kennismaking met een ander 'ras'. Dat boek was De negerhut van oom Tom. Het handelde over de negerslaven in Amerika. Het was gericht tegen de slavernij.
Negers en Kaffers waren voor mij toen van hetzelfde soort. Ik herinner me daarom nu nog hoe ik als kind verbaasd constateerde bij het lezen van De negerhut van ook Tom dat negers, en dus ook Kaffers, verdriet konden hebben.
Dat was een echte knik in mijn kinderlijke wereldbeschouwing van toen.
Maar mijn meest schokkende ervaring met het racisme, zoals ongetwijfeld voor vele anderen met mij, was de film over het proces van Neurenberg, waarin de verschrikkingen van de massamoord op de joden (en anderen) uit de Tweede Wereldoorlog werden getoond. Veel van de afgrijselijke beelden van de toen getoonde filmfragmenten staan nog steeds diep in mijn geheugen gegrift.

Het is niet eenvoudig om de gevoelens die die film bij me opriep zuiver te analyseren. Toch wil ik dat proberen.
Hoe geschokt ik ook was door de beelden van de slachtoffers van de Duitse Vernichtungslager, toch ging mijn aandacht in eerste instantie niet naar hen. Die aandacht was gericht op Hitler. Met Hitler bedoel ik hier niet alleen die ene mens persoonlijk, maar ook alle anderen die met hem aan de systematische uitroeiing van de joden hebben meegewerkt. Als we erkennen dat de joden niet anders zijn, maar mens onder de mensen, is Hitler dan wel anders? Helaas niet. Ook hij was mens onder de mensen. Wat mij vooral verbijsterde was hoe je als mens tot de koudbloedige uitroeiing van je medemens in staat kon zijn, hoe je als mens een massamoord kunt organiseren zoals je een fabriek voor auto's opzet.

In Hitler ben ik mijzelf, als mens, tot probleem geworden. Het is te gemakkelijk om Hitler en zijn trawanten te rekenen tot een apart soort mensen, de boosaardige schurken. Wat Hitler heeft gedaan behoort tot de mogelijkheden van de mens, van ieder mens, dus ook van mij.
Dat was wat mij verbijsterde.

Het is me daarom te gemakkelijk om mezelf eenvoudigweg tot de goeden te rekenen. Mijn zekerheid bij deze bespiegelingen, mijn morele baken, is de afschuw die die beelden uit de film over het proces van Neurenberg opriepen. Maar die afschuw maakt me ook onzeker. Als ik me afvraag hoe dit mogelijk was, dan houdt dat ook de vraag in: wie ben ik?
Inderdaad, hoe kun je vergeten dat je medemens verdriet kan hebben, kan lijden? Hoe kun je mensen die niets misdaan hebben in koelen bloede vermoorden?
Op die vraag kreeg ik vele jaren later tot mijn verrassing een helder antwoord in mijn ontmoeting met de antroposofie van Steiner. Het begon met een artikel in een krant.

BESCHULDIGING

In Het Parool van 15 maart 1986 lanceerde Frans van de Ven een felle aanval op Rudolf Steiner, de grondlegger van de antroposofie. Van de Ven citeerde de volgende twee uitspraken van Steiner.
Steiner over blond haar:
"Blond haar brengt eigenlijk verstandigheid mee. Mensen met bruin of zwart haar en met bruine of zwarte ogen laten in hun ogen stromen wat blonde mensen in hun hersenen laten stromen. Daardoor worden ze materialistisch, hechten alleen aan wat zichtbaar is, en dat moet een tegenwicht hebben in een geestelijke wetenschap. (...) Want het is een feit dat hoe meer de blonde rassen uitsterven, hoe meer ook de instinctieve wijsheid van de mensen verloren gaat. De mensen worden dommer. (...) Zo is het werkelijk. En als de mensen daar nu om lachen, laat ze maar lachen."
Steiner over negers:
"Ik was laatst in Bazel in een boekhandel waar ik de aankondiging van een nieuwe publicatie vond: een negerroman. Er komen trouwens toch al steeds meer negerinvloeden in de Europese cultuur. Overal zie je negerdansen, zie je mensen negerdansen hopsen. Maar nu hebben we ook al de negerroman. Hij is oersaai, afgrijselijk saai, maar hij wordt verslonden. Ik voor mij ben ervan overtuigd dat, als we nog meer van zulke romans krijgen en die aan zwangere vrouwen laten lezen, vooral in de eerste maanden - waarin juist zulke vreemde verlangens wel eens opkomen - dat we dan geen negers naar Europa hoeven halen om mulatten te krijgen - dan zullen er zuiver geestelijk, alleen door het lezen van negerromans in Europa, heel wat kinderen worden geboren met een donkere huid en mulattenhaar, kinderen die er uitzien als mulatten!"

Van de Ven noemde die uitspraken van Steiner racistisch. Op die beschuldiging kwam natuurlijk een reactie, ook in Het Parool. Die werd geschreven door Roel van Duijn en Jelle van der Meulen, hoofdredacteur van het antroposofische tijdschrift Jonas. Samen noemden ze de aanval van Van de Ven op Steiner kortweg: gezwam. Nee, niet Steiner zwamt, maar Van de Ven.
Ik vond dat toen een hoogst onbevredigende reactie. Ik had enige maanden daarvoor in een artikel blijk gegeven van mijn sympathie voor de toen net opgerichte politieke partij van de Groenen. Roel van
Duijn was een van hun voormannen. Het antwoord van Roel van Duijn en Jelle van der Meulen zat mij niet lekker.

"ALS STEINER NU TOCH EENS GELIJK HEEFT"

Enige dagen na het verschijnen van Roel van Duijns weerwoord, sprak ik daarover met een andere Groene. Ik sprak hem aan over de discussie in Het Parool toen we samen in zijn auto op weg waren naar een verkiezingsbijeenkomst van de Groenen in Rotterdam.
Ik legde uit waarom ik niet tevreden was met de reactie van Roel van Duijn. Ik vertelde hem dat ik van mening ben dat Steiner wel degelijk ontoelaatbare racistische uitspraken heeft gedaan, en dat je dat niet zomaar van tafel kunt vegen. Ik word er niet door gerustgesteld als ik het antwoord krijg dat Steiner het allemaal niet zo bedoeld heeft. Mijn gemoedsrust wordt ook niet bevorderd als ik vervolgens verneem dat ik er kennelijk nog niet aan toe ben om te begrijpen wat Steiner dan wel bedoelde, zoals ik al van bevriende antroposofen had vernomen.
Ik hield het erop dat Steiner precies bedoelde wat hij zei. En daar was ik het niet mee eens. Dat alles bespraken we terwijl het asfalt van de snelweg onder de auto voortgleed.

Mijn reisgenoot had zelf wel eens sympathie geuit met de antroposofie van Steiner. Het was te verwachten dat ook hij als toenmalige kandidaat namens de Groenen voor de Tweede Kamer door de pers beproefd zou worden op zijn trouw aan Steiner.
Ik zei tegen hem: "Je kunt toch van een filosoof sommige standpunten verwerpen en andere aanvaarden? Waarom hebben de antroposofen het daar wat betreft Steiner zo moeilijk mee? Hij is toch niet onfeilbaar? Je kunt toch zijn racistische uitspraken verwerpen en desondanks vinden dat hij op andere punten zinvolle dingen heeft gezegd?"

Ik wil daar nu, dit schrijvend, nog aan toevoegen dat er in de filosofie toentertijd een verwant probleem bestond rond de filosoof Heidegger. Heidegger is zonder enige twijfel een van de meest invloedrijke filosofen van de twintigste eeuw. Het existentialisme (met name Sartre) en de structuralisten leunen zwaar op de gedachten van Heidegger.
In enkele publicaties was onomstotelijk aangetoond dat Heidegger sympathiseerde met de nazi's. Dat is een netelige kwestie. Wat moeten we nu vinden van de filosofie van Heidegger? Is er een relatie tussen zijn filosofie en zijn sympathie voor het nazisme?
Je hoeft die vraag niet meteen op te lossen, maar je dien wel te beseffen dat er een probleem is. Daar moet open over gesproken worden, zoals dat bijvoorbeeld op de Franse televisie is gebeurd, waar filosofen met elkaar over "het probleem Heidegger" in debat gingen.
Maar dat schijnt onder antroposofen over Steiner niet mogelijk te zijn. Dat maakte mij argwanend.

Laten we terugkeren naar het gesprek op de snelweg over Steiner. Wij werden het er over eens dat alleen een volmondige erkenning dat Steiner racistische uitspraken heeft gedaan op zijn plaats was. Dat zouden we zeggen als wij daarnaar gevraagd werden. En vervolgens zouden we ons van die uitspraken distanciëren, daaraan toevoegend dat we ondertussen weten waartoe dat soort uitspraken geleid heeft. Ik was tevreden. Mijn reisgenoot ook - dacht ik.
Tot hij ineens zei: "Maar als Steiner nu toch eens gelijk heeft?"
Na die opmerking ontplofte ik zo ongeveer. Ik herinner me niet precies wat ik hem toegeschreeuwd heb. Ik weet nog wel dat ik van hem eiste dat hij onmiddellijk zou stoppen omdat ik met hem en zijn racistische ideeën niets te maken wilde hebben.
Ik ben niet uitgestapt. Waarom niet? Omdat hij mij op zijn beurt toeschreeuwde: "Ik ben geen racist".
Dat was oprecht gemeend. En ik moest erkennen dat zijn politieke woorden en daden daarmee in overeenstemming waren. Als ze zeggen dat ze geen racist zijn, dan zijn hij en Roel van Duijn daarin ongetwijfeld oprecht.
Maar wat betekent dat nog als ze de racistische uitspraken van Steiner niet racistisch durven noemen? Mijn argwaan was niet weggenomen, en ik besloot er de boeken van Steiner op na te slaan.

Op 2 april 1988 verscheen een interview met Roel van Duijn in het Algemeen Dagblad. Hij had kort daarvoor een nieuw boek gepubliceerd: Hoefslag, Over politiek en spiritualiteit. Daarin wijdt Roel van Duijn een heel hoofdstuk aan Madame Blavatsky, de grondlegster van de Theosofische Vereniging. Natuurlijk komt in dat interview het racisme weer tevoorschijn, en opnieuw gaat Roel van Duijn voorbij aan de werkelijkheid. Die werkelijkheid is dat Madame Blavatsky eind vorige eeuw de leer van de wortelrassen heeft uitgevonden. Het is die leer die later door Steiner zo goed als letterlijk is gekopieerd. Dat was me ondertussen wel duidelijk geworden.
Wat mij opnieuw in het verkeerde keelgat schoot was dat Roel van Duijn de rassenleer van Blavatsky en Steiner in dat interview in het Algemeen Dagblad bagatelliseert tot 'die paar uitglijers'. Hij verwijst daarmee natuurlijk naar de eerder door Frans van de Ven geciteerde uitspraken van Steiner.

Daar nam ik geen genoegen mee, en ik nam mij voor deze zaak nog eens verder grondig uit te zoeken, als een daad van zindelijk denken. En wat bleek? De rassenleer is een wezenlijk onderdeel van de theosofie en van de antroposofie. Dat wil ik graag toelichten.

DE WORTELRASSEN VAN BLAVATSKY

Helena Petrovna Blavatsky, in de wandelgangen aangeduid met Madame Blavatsky of kortweg H.P.B., leefde van 1831 tot 1891. Zij werd geboren in Jekaterinoslav in Rusland. Zij reisde veel en bezocht naar eigen zeggen onder andere Tibet.
Samen met H.S. Olcott richtte zij op 17 november 1875 in New York de Theosofische Vereniging op, waarvan zij de geestelijke leidsvrouw werd. In 1882 verlegden zij en Olcott het hoofdkwartier van de Theosofische Vereniging naar Adyar in India, waar het nog steeds gevestigd is.
Na India keerde Blavatsky terug naar Europa. Daar schreef zij haar hoofdwerk De Geheime Leer (1885 - 1889). Dat boek heeft ongelooflijk veel invloed gehad, niet alleen binnen de Theosofische Vereniging, maar ook op Rudolf Steiner, de Rozenkruisers en vele andere occulte bewegingen. Veel van wat we nu tot het gedachtengoed van de New Age rekenen stamt van Blavatsky. Eerder schreef Blavatsky Isis Ontsluierd.

Wat me bij dit onderzoek vooral interesseerde was het tweede deel van De Geheime Leer. Dat tweede deel is grotendeels gewijd aan de 'Antropogenesis', of de leer van de wortelrassen. Daaruit stammen ook de hierna aangehaalde citaten van Blavatsky.

Bij lezing van de boeken van Blavatsky valt in eerste instantie op het extreme dualisme van geest en stof. Geest is 'hoog' en stof is 'laag'. Die tweedeling valt samen met mannelijk en vrouwelijk.
Blavatsky:
"Het ideale mannelijke is zuiver goddelijk en geestelijk, terwijl het vrouwelijke in zekere zin door stof bezoedeld is, het is inderdaad stof en daarom reeds een kwaad."

Dat dualisme lijkt mij overigens typisch Westers. Blavatsky doet het steeds voorkomen alsof haar leer Oosters zou zijn, zelfs ingegeven door ‘Oosterse Meesters'. Maar ik herken in haar boeken veel christelijke dogmatiek. Weliswaar geeft zij aan allerlei begrippen een Oosterse naam, maar die begrippen acht ik naar inhoud puur Westers.
Zo ziet Blavatsky ook de seksualiteit als oerzonde. Zij ziet die als "de val van de Geest in de geslachtelijke voortplanting", en die zou de oorzaak zijn geweest van het ontstaan van de rassen.
Blavatsky:
"De Aarde is vervallen in de voortbrenging harer soorten door geslachtelijke vereniging".

Tegen mijn stelling dat Blavatsky zich bedient van Westerse begrippen, zullen de theosofen wellicht willen inbrengen dat toch de door Blavatsky beleden leer van de reïncarnatie uit het Oosten stamt. Ook dat is niet helemaal juist. In de klassieke oudheid treft men de leer van de zielsverhuizing al aan bij Pythagoras en Empedocles. Ook Plato geloofde in reïncarnatie. Blavatsky's leer van de wortelrassen treft men in de kiem reeds aan in de Phaedrus van Plato. Ook in de gnostiek, een zijtak van het vroege christendom, komt reïncarnatie voor.
Toegegeven moet worden dat de Theosofische Vereniging veel heeft gedaan voor de studie van de Oosterse geschriften. Zo is bijvoorbeeld de Bhagavat-Gita vooral door de theosofen hier bekend geworden, maar voor de juiste kennis van de Oosterse filosofie is de uitleg van Blavatsky eerder een belemmering dan een hulp.

Aan het oude Westerse gedachtengoed voegt Blavatsky een voor haar tijd nieuwe theorie toe, de evolutieleer van Darwin.
Zij schrijft daarover:
"Wij bezitten een Occulte Leer die zich niet verliest in de duisternis der archaïsche tijden. Wij hebben haar volledig in Isis Ontsluierd weergegeven. Het denkbeeld van een Darwinistische evolutie en van een strijd om het bestaan en van het overleven der meest geschikten, loopt door beide delen van ons werk".

Met de hierboven uiteengezette ingrediënten:
-het dualisme van een 'hogere' geest en een 'lagere' stof
-"de val van de geest in de geslachtelijke voortplanting"
-de reïncamatie-leer en
-"het overleven van de meest geschikten",
daarmee schept Blavatsky een geheel eigen gedachtenconstructie, de leer van de Wortelrassen (door haar consequent met een hoofdletter geschreven).

RECHTVAARDIGING VAN GEWELD

Volgens Blavatsky wordt de loop van de evolutie van de gehele mensheid gekenmerkt door zeven rondtes. Tijdens deze rondtes daalt de geest in de stof, de incarnatie, om daar vervolgens een stuk wijzer weer uit op te stijgen.
Bij elke rondte hoort een bepaalde plaats op aarde en een wortelras.

Eerste rondte, Het Heilige Land.
In den beginne, de eerste rondte, was er ‘het Heilige Land'. Toen was alles nog zuiver geestelijk en dus goed. Maar om de een of andere reden kwam er in de geestelijke sferen een opstand. Er waren 'goddelijke oproerlingen'. Die oproerlingen brachten de eerste mens voort, het eerste wortelras, nog steeds zuiver geestelijke ego's.
Maar deze oproerlingen slaagden niet in hun opzet de macht over te nemen in de geesteloijke sferen.
Blavatsky:
"Zij faalden en van allen wordt gezegd dat zij voor die mislukking gestraft zijn. Van welke aard was die straf? Een vonnis van gevangenschap in de laagste sfeer die onze aarde is; in de duisternis van de stof."

Tweede rondte, Hyperborea.
Het was in de tweede rondte dat de zuiver geestelijke ego's incarneerden in stoffelijke lichamen. Zo ontstond het tweede wortelras. Dat gebeurde in het land Hyperborea. Deze mensen waren nog ongeslachtelijk.

Derde rondte, Lemurië.
Tijdens de derde rondte ontwikkelde zich het begin van geslachtelijkheid, zij het nog androgyn. Zo ontstond, in Lemurië, het derde wortelras.

Vierde rondte, Atlantis.
Tijdens de vierde rondte "verviel de Geest tot geslachtelijke voortplanting". De straf daarvoor was dat een 'geheel dierlijk mensenras' gevormd werd, het vierde wortelras, in Atlantis.

Vijfde rondte, Centraal-Europa.
Allengs begon het tij te keren, aldus nog steeds Blavatsky. De stoffelijke omhulsels van de geestelijke ego's ontwikkelden verstandelijke vermogens, en daaruit vormde zich het Arische ras, het wortelras van onze tijd. Wij bevinden ons nu in deze vijfde rondte.

Er moeten nog drie rondtes komen. Daarna zal de oorspronkelijke geheel geestelijke toestand van het Heilige Land weer hersteld zijn.
Blavatsky zegt over onze eigen tijd:
"Wij bevinden ons op het laagste punt van een rondte en blijkbaar in een overgangstoestand".
En:
"Deze rondte is die van een keerpunt, waarna de stof die haar laagste diepten heeft bereikt, begint opwaarts te streven, om met elk nieuw ras en elke nieuwe rondte vergeestelijkt te worden".
Zij voegt daar nog aan toe:
"Nu leert de occulte wijsbegeerte dat thans, onder onze ogen zelfs, de vorming van het nieuwe Ras wordt voorbereid"."

"ONS HOOFDDOEL WAS SLECHTS OM DE BODEM VOOR TE BEREIDEN"

Zoals reeds gezegd maakt Blavatsky een scherp onderscheid tussen Geest (met hoofdletter) en stof. Zij koppelt dat aan de leer van reïncarnatie en karma. De reïncarnerende zielen, door Blavatsky steeds egos genoemd, zijn geheel geest. Onze lichamen, de omhulsels van de ziel, zijn puur stof.
In hun ontwikkelingsgang reïncarneren de geestelijke ego's in de stoffelijke lichamen van de verschillende rassen. Elk ras vertegenwoordigt een ontwikkelingsfase. Als de ontwikkelingsgang die behoort bij een bepaald ras is volbracht, reïncarneren de ego's in een volgend, nieuw ras. Het "nare" gevolg van de "val in de geslachtelijke voortplanting" was echter dat de stoffelijke lichamen zich bleven voortplanten, ook nadat de incarnerende ego's hun geestesoog al op een nieuw ras hadden laten vallen. Die zich almaar voortplantende puur stoffelijke lichamen hebben dus, volgens haar, geen geestelijke component meer. Die lichamen degenereren daardoor, zij raken, zoals Blavatsky dat zegt "ontaard" en zijn daardoor tot uitsterven gedoemd.
Blavatsky:
"Het is een feit dat veel te denken geeft dat de laagste mensenrassen thans snel uitsterven. Over de ganse wereld worden die stammen gedecimeerd, wier tijd om is. Het is onjuist te beweren dat het uitroeien van een laagstaand ras uitsluitend het gevolg is van de wreedheden of mishandeling van de zijde van de kolonisten. Niets vermag hen te redden die hun loopbaan afgelegd hebben. Het uitsterven van de inboorlingen van Hawaii bijvoorbeeld is een van de geheimzinnigste vraagstukken van onze tijd. De ethologie zal vroeg of laat met de occultisten moeten erkennen dat de ware oplossing gezocht moet worden in een juist begrip van de werktuigen van karma.
"Roodhuiden, Eskimo's, Papoea's, Australiërs, Polynesiërs, enz. enz. zijn allen aan het uitsterven. Zij die inzien dat elk wortelras een toonladder van zeven onderrassen doorloopt, zullen het "waarom" begrijpen. De incarnerende ego's zijn aan hen voorbij gegaan, om ondervinding op te doen in beter ontwikkelde en minder door ouderdom versleten stammen, en hun vernietiging is derhalve een Karmische noodzakelijkheid.
"Aldus zal de mensheid, ras na ras, haar voorgeschreven pelgrimstocht afleggen. Geen enkele van haar eenheden kan haar onbewuste roeping ontgaan of zich onttrekken aan de last mede te arbeiden met de natuur, terwijl een reeks van minder begunstigde groepen, de mislukkelingen, uit het menselijk gezin zullen verdwijnen zonder een spoor na te laten."

Blavatsky besluit haar Geheime Leer met:
"Tot zover is de ruwe schets gevorderd van de leerstellingen der Rassen, vervat in hun tot dusver geheime optekeningen. Doch deze verklaringen zijn geenszins volledig. Ons hoofddoel was slechts de bodem voor te bereiden."Inderdaad, Blavatsky heeft de bodem voorbereid. Maar voor wat?
In ieder geval heeft zij de bodem voorbereid voor een nieuwe stroming binnen de beweging van de Rozenkruisers, vertegenwoordigd door Max Heindel, en van de antroposofie, met Steiner als de voorman daarvan.

DE VERBETERDE WERELDBESCHOUWING DER ROZENKRUISERS

Ik wil u nu een paar citaten voorleggen uit het driedelige boekwerk De Wereldbeschouwing der Rozenkruisers van Max Heindel. Dat werd gepubliceerd in 1934, althans de druk die ik heb geraadpleegd. Die citaten zijn bedoeld om aan te tonen dat Max Heindel de leer van de wortelrassen van Blavatsky integraal heeft overgenomen en die presenteert als de door hem verbeterde occulte leer van de Rozenkruisers.
Ook Max Heindel gaat uit van de reïncarnatie van geestelijke Ego's (met hoofdletter) in stoffelijke omhulsels. Evenals Blavatsky ziet hij de rassen als tijdelijke leerfasen van de Ego's.
Heindel:
"Wordt een ras geboren, dan worden de Vormen (de lichamen, BM) door een bepaalde groep van geesten bezield en deze hebben een beperkte aanleg om tot een zekere trap van ontwikkeling te stijgen en verder niet. Daar er geen stilstand is in de natuur, beginnen de lichamen van zo'n ras, als de grens van het mogelijke is bereikt, te degenereren; zij zinken lager en lager, totdat het ras tenslotte uitsterft. "De reden is niet ver te zoeken. Lichamen van een nieuw ras zijn bijzonder buigzaam en plastisch en geven de Ego's die in hen incarneren een grote mogelijkheid ze te verbeteren en daardoor zelf te vorderen.
"Deze Ego's zijn echter ook slechts leerlingen en zijn de oorzaak dat de lichamen langzamerhand kristalliseren en verharden, totdat de grens voor dat bijzondere soort van lichaam is bereikt. Dan worden Vormen voor een nieuw ras geschapen om de steeds vorderende Ego's nieuwe gelegenheid te geven voor grotere ontwikkeling en meerdere ondervinding. Deze Ego's leggen het oude raslichaam af voor een nieuw, en hun afgelegde lichamen worden de woningen van minder gevorderde Ego's, die op hun beurt deze lichamen als treden op het pad van de vooruitgang gebruiken. "Zo worden de lichamen van een oud ras door steeds lager Ego's gebruikt; zij degenereren langzaam, totdat er tenslotte geen Ego's meer zijn die laag genoeg staan om profijt te trekken uit een incarnatie in een dergelijk lichaam. De vrouwen worden dan onvruchtbaar en de rasvormen sterven uit."
Tot zover deze passage. Max Heindel vermeldt over de Semieten nog het volgende:
"De oorspronkelijke Semieten regelden tot op zekere hoogte hun begeerte door middel van hun denkvermogen en in plaats van enkel begeerte ontstond list en sluwheid – middelen waarmee deze mensen hun zelfzuchtige doeleinden zochten te verwerkelijken."
Over onze rondte, het Arische tijdvak, weet Heindel:
"De verst gevorderden der mensheid ontvingen in het begin van de Arische periode de Hogere Inwijdingen. Zij traden echter niet in het openbaar op de voorgrond en toonden ook niet door tekenen of wonderen aan dat zij Leiders en Leraren waren. Aan het einde van ons tegenwoordige tijdvak zal de hoogste Ingewijde in het openbaar verschijnen als een voldoende aantal mensen dit verlangt en zich vrijwillig aan de Leider onderwerpt. Zij zullen op die manier de kiem van het laatste ras vormen, dat aan het begin van het zesde tijdvak verschijnen zal".
Aldus Max Heindel. Zijn boek, De Wereldbeschouwing der Rozenkruisers. wordt door de esoterische boekhandel nog steeds goed verkocht.

DE VOLKSZIELEN

En nu dan over Steiner. In zijn boek De Volkszielen volgt Steiner de leer van Blavatsky over de wortelrassen op de voet. Dat is ook niet verwonderlijk, want Steiner is vanaf het eind van de jaren negentig van de vorige eeuw tot 1913 lid geweest van de door Blavatsky opgerichte Theosofische Vereniging. Daarna richtte hij zelf de Antroposofische Vereniging op, waaraan hij jaren leiding gaf, tot kort voor zijn dood in 1925.
Maar er is één verschil met Blavatsky. Steiner verandert de terminologie. Hij schrijft in De Volkszielen:
"Ik ben er niet voor teruggeschrokken de namen te gebruiken die men toepaste in de eerste christelijke eeuwen. Anderen gebruiken Oosterse namen."
Overigens zijn er, behalve De Volkszielen ook andere publicaties van Steiner waarin hij spreekt over "het rassenvraagstuk". In het verslag van een voordracht voor arbeiders formuleert hij het als volgt:
"Eigenlijk kan de gehele geschiedenis en het gehele sociale leven alleen maar worden begrepen als er op de karakteristiek van de rassen wordt ingegaan. En pas als je je er in verdiept hoe het geestelijke in de mens juist door de huidskleur werkzaam is, kun je dat geestelijke in de juiste zin begrijpen."
Hij voegde daar nog aan toe:
"Het blanke ras is het ras van de toekomst, het ras dat scheppend met de geest bezig is".
In zijn boek Uit de Akasha-kroniek verdeelt hij, evenals Blavatsky, de mensheid in wortelrassen met de bijbehorende rasgeest en volksgeest. Hij volgt daar ook Blavatsky's indeling in zeven rondtes, maar noemt ze "omloopperiodes".
Het is bepaald niet netjes van Steiner, dat hij Blavatsky onvermeld laat als zijn bron. Hij zegt de leer van de wortelrassen zelf door "helderziende waarneming" te kennen. Tja.
Eén ding is mij uit dat alles hoe dan ook duidelijk geworden. De rassenleer vormt een wezenlijk onderdeel van het esoterische stelsel van Steiner, waar hij het ook vandaan heeft.
Maar niet alleen dat.

GEEN PERSOONLIJKE SYMPATHIE EN ENTHOUSIASME

Laten we ook bij Steiner eens nagaan wat de relatie is tussen zijn leer en de werkelijkheid. Als voorbeeld nemen we de indianen. De werkelijkheid, mijn werkelijkheid, is dat de Indianen door de blanke kolonisten niet bepaald netjes zijn behandeld. Maar daar kun je kennelijk anders over denken.
In de Cheyenne Daily Reader, een krant uit de Amerikaanse staat Wyoming, stond we op 3 maart 1870 de volgende ingezonden brief:
"De rijke en schone dalen van Wyoming zijn bestemd voor bezetting door het Angelsaksische ras. De rijkdom die eeuwenlang verborgen is geweest onder de besneeuwde bergtoppen is daar geplaatst door de Voorzienigheid om de dappere geesten te belonen wier bestemming het is de voorhoede van de beschaving te vormen. Dezelfde ondoorgrondelijke Scheidsrechter die de ondergang van Rome verordende, sprak de doem van uitroeiing uit over de rode mensen van Amerika."
Deze brief werd ingezonden namens de Big Horn Mining Expedition, die het land van de Sioux Indianen wilde gaan ontginnen.
Hoe zag Rudolf Steiner die Voorzienigheid? Hij wijdt daar in zijn boek De Volkszielen een lange passage aan.
Ten eerste waarschuwt hij er ons voor dat, als we de kosmische betekenis van het lot van de Indianen willen begrijpen, we
"geen persoonlijke sympathie of persoonlijk enthousiasme moeten laten meespelen, want daar komt het niet op aan. Het komt slechts aan op wat besloten ligt in de grote wetmatigheden van het mensdom. Wie zich tegen het noodzakelijke zou uitspreken, die zou niets bereiken. Zich daar tegen uitspreken betekent dat er hindernissen op de weg worden opgesteld."
Geheel conform Blavatsky zegt Steiner dat het noodzakelijke is besloten in de leer van karma en reïncarnatie:
"Daardoor leren we juist verdragen wat we in onze tegenwoordige tijd gaan zien van de geheime samenhangen tussen de rassen en de volkeren. Als alles goed begrepen wordt, dan zal geen gevoel van onvrede in ons kunnen worden opgewekt."
Kortom: "Het is niet van belang hoe wij de dingen waarderen. De noodzakelijke gang der gebeurtenissen voert de mensheid voorwaarts."
Daarmee geeft Steiner een helder antwoord op mijn eerder, als kind al gestelde vraag hoe je kunt vergeten dat een medemens ook verdriet kan hebben: je moet je eigen bewogenheid onderdrukken. En dat doe je met een theorie die het lijden van je medemens verklaart en zelfs rechtvaardigt.
Zo kun je - net als Blavastky, Heindel en Steiner - een grootse, alles overkoepelende leer opstellen waarmee je precies kunt uitleggen waarom het zo hoort dat een medemens slachtoffer is. Dan kun je niet alleen je handen in onschuld wassen, en langs de zijlijn onaangedaan toekijken, maar aan zo'n leer zelfs de rechtvaardiging ontlenen om actief mee te werken aan het lijden van die ander.
Om een beul te kunnen worden heb je een theorie die je beulswerk rechtvaardigt, je er eventueel zelfs toe verplicht.Door - zoals Blavatsky, Heindel en Steiner doen - het lijden van de medemens te plaatsen in een grootse kosmische samenhang, herleidt men de wreedheid van de eigen groep - het zogenaamde Arische ras - tegen de ander tot een ‘natuurlijke noodzaak. De niet-Ariërs zijn terecht slachtoffer, want zo hoort het. Hun teloorgang is zelfs noodzakelijk, zefls wenselijk, voor de toekomst van de mensheid. Daarom is mededogen met hen geheel misplaatst.
Wie gelooft zelf tot de kosmische overwinnaars te behoren, volgens een oorzaak waarvoor men niet zichzelf maar de kosmische wetten verantwoordelijk acht, kan gloriëren in zijn eigen superioriteitswaan.
Het tragisch lot van de ander “wiens tijd voorbij is” doet er voor deze uitverkorene, deze ‘nieuwe mens, niet toe.
Met dat ‘hoger weten maak je jezelf emotioneel onaanraakbaar, onkwetsbaar.
Ja, zo kun je inderdaad vergeten dat die ander ook verdriet kan hebben.Goed, hoe zit dat nu precies met dat 'hoger weten' van Steiner met de Indianen? Daar weet Steiner nog veel meer over uit te leggen. Ik moet u nu als lezer wellicht waarschuwen. De hierna volgende citaten van Steiner zullen u wellicht warrig overkomen, en niet helemaal goed te volgen. Maar ik wil ze u toch niet onthouden. Want zelfs bij oppervlakkige lezing is hun betekenis wel duidelijk.

De indianen behoren volgens Steiner tot een ras waarvan de tijd al om is. Daarom hebben ze niet de werking van de tijdgeest kunnen opnemen zoals die in Europa werkzaam was:
"Door die werking van de tijdgeest zijn alle culturen in Europa in het midden van de negentiende eeuw tot bloei gekomen."
En wat betekende die achterstand voor de Indianen? Die zijn blijven steken in het Atlantis-tijdperk. Steiner:
"Wat was het grootse voor de Indiaan? Dat was voor hem het feit dat hij nog een gevoel had voor de heerlijkheid van de oude Atlantische tijd. Dat werd door de mens uit Atlantis de Grote Geest genoemd, die zich toen aan de mens openbaarde. Hij is blijven staan bij de Grote Geest uit het verleden."
Wie was die grote Geest? Dat was volgens Steiner Saturnus:
"Als we de oceaan oversteken, waar de rassen uitsterven, dan vinden we daar het ras van de duistere Saturnus, het oorspronkelijke Indiaanse ras. Het Indiaanse ras is dus het Saturnusras."
Dat heeft gevolgen:
"Niet zomaar omdat de Europeanen dat wilden is het Indiaanse volk uitgestorven, maar omdat het volk zich de krachten moest verwerven die tot uitsterven leiden."
Hoe werken de krachten die tot het uitsterven van de Indianen moeten leiden? Behalve met Atlantis hebben de Indianen volgens Steiner ook te maken met Saturnus. En Saturnus correspondeert weer met de klieren in het lichaam van de Indianen. Het zijn die klieren die het onafwendbaar lot van de Indianen bepalen:
"Waarin die werking zich in het klierenstelsel uitdrukt, zien we in het Indiaanse ras. Daarop berust het uitsterven, het verdwijnen als ras. De invloed van Saturnus werkt door alle systemen heen tenslotte op het kliersysteem. Daardoor worden de meest verharde delen van de mens uitgescheiden en men kan zeggen dat het uitsterven bestaat uit een verbeningsproces, zoals dat ook uiterlijk zichtbaar is. Als u naar de afbeeldingen kijkt van oude Indianen, dan hebt u de neergang van het ras duidelijk voor ogen. Zo'n ras vertegenwoordigt alles, en wel op een bijzondere manier, wat aanwezig is in de Saturnusontwikkeling. Dat heeft zich dan in zichzelf teruggetrokken en heeft de mens achtergelaten met zijn verharde beenderenstelsel en heeft hem tot uitsterven gebracht.
"Iets van deze occulte werkzaamheden kunnen we voelen als we zien hoe een vertegenwoordiger van die oude Indianen er nog in de negentiende eeuw over spreekt dat in hem leeft wat vroeger van geweldig belang voor de mensen was, maar wat onmogelijk mee kon gaan op de verdere ontwikkelingsweg. Er bestaat een overlevering die een heel mooi beeld geeft van een uitstervende Indiaan, die daar staat tegenover een Europese indringer. Denkt u zich eens in wat er zich afspeelt in hun beider gemoed als zij tegenover elkaar staan. "Dat is een dialoog van wereldhistorische betekenis, die gevoerd is door de overwinnaars met de laatste hoofdman van de rode mannen. Daaraan kunnen we zien wat bij de Saturnuswerking behoort.
"Omdat de Indianen zijn blijven staan bij de Grote Geest uit het verre verleden, hebben ze niet kunnen opnemen wat in Europa de Venus-, Mercurius-, Mars en Jupitergeesten bewerkt hebben. Dat alles heeft hij, de zoon van het rode ras niet meegemaakt. Dat zag hij vóór zich toen hem een blad papier werd voorgelegd, waarop letters stonden, veel kleine tekens waarvan hij niets begreep. Dat was hem vreemd, maar hij beleefde nog de Grote Geest."
En om zijn gelijk te bewijzen citeert Steiner tot slot bijna jubelend uit de toespraak die het Indiaanse opperhoofd bij die gelegenheid kennelijk hield. Ik lees daar iets heel anders in dan het occulte gelijk van Steiner. Maar oordeelt u zelf over de woorden van het Indiaanse opperhoofd zoals Steiner die weergeeft.
"In de aarde waarop onze veroveraars hun voetstappen zetten, daarin zijn de beenderen van mijn broeders begraven. Waarom mogen de voeten van de overwinnaars over de graven van mijn broeders lopen? Omdat zij in het bezit zijn van wat de witte man groot maakt. Iets anders maakt de rode man groot. De Grote Geest maakt hem groot die tot hem spreekt in het ritselen van de bladeren, het golven van het water, het zachte ruisen van de bron, in bliksem en donder. Dat is de Geest die voor ons de waarheid spreekt. O, de Grote Geest spreekt de waarheid. De geesten die gij hier op papier hebt en die uitdrukken wat voor u goed is, die spreken niet de waarheid."
En daar wil ik me graag bij aansluiten. Nee, de geesten die Steiner en Blavatsky in hun boeken oproept spreken niet de waarheid. Wat dat soort geesten, eenmaal opgeroepen, kan aanrichten, dat weten we ondertussen.

RACISME MET CHARISMA

Wanneer ben je een racist? Als je iemand uitscheldt voor rotjood? Als je vindt dat Turken en Marokkanen terug moeten naar hun land van oorsprong? Ik zou dat het platvloerse racisme willen noemen. Over het platvloerse racisme maak ik me echter maar betrekkelijk zorgen.
Ik geloof, of hoop althans, dat wij het platvloerse racisme als samenleving wel aankunnen, al was het alleen maar omdat het zo duidelijk herkenbaar is. Het is zichtbaar in zijn platheid.
Heel anders wordt het echter als racisme zich verschuilt achter de banier van iets anders, van een occult vergezicht op een toekomstige heilsstaat.
Racisme met charisma, dat is pas echt gevaarlijk. Dat hebben de films die werden getoond bij het proces van Neurenberg op schokkende wijze aangetoond.

Literatuuropgave

H.P Blavatsky
De Geheime Leer. De synthese van wetenschap, godsdienst en wijsbegeerte, Utrecht, 1925.

Roel van Duin
Hoefslag, Over spiritualiteit en politiek, Amsterdam, Meulenhoff, 1988

Max Heindel
De Wereldbeschouwing der Rozekruisers, of mystiek christendom, Amsterdam, 1934

Maarten Ploeger, Racisme en antroposofie, in: Antroposofie ter discussie, Zeist, 1980

Rudolf Steiner
De Volkszielen, De opdracht van de verschillende volkeren in relatie tot de Germaanse mythologie, Zeist, 1980
Uit de Akashakroniek, oertoestanden van aarde en mensheid, Zeist, 1980
Het leven van mens en aarde, voordrachten vor arbeiders bij de bouw van het Goetheanum in Dornach, Zeist, 1983